Angst, angst, angst. Angst voor de dood, angst voor het leven, verlatingsangst. In Extreem luid & ongelooflijk dichtbij van Jonathan Safran Foer spelen angsten een belangrijke rol. Bij de negenjarige Oskar, bij zijn opa en oma en alleen ogenschijnlijk niet of minder bij zijn moeder. Zijn wereldwijsheid houdt de kleine Oskar op de been wanneer zijn vader is omgekomen bij de aanslagen op het WTC. Gecombineerd met zijn naïviteit maakt dat je van 'm gaat houden. Ik althans. Kom in mijn armen jongen, kruip tegen me aan. Dan zul je kunnen slapen. Want slapen doet Oskar bijna niet.
Ik staarde urenlang naar de lichtgevende sterren. Ik bedacht dingen. Ik bezorgde mezelf een blauwe plek. Ik deed uitvindingen.
Als een naaste, een familielid plotseling overlijdt wat doe je dan? Je gaat naarstig op zoek naar stukjes, restjes, overblijfselen, sleutels, dingen die de dode voor even tot leven kunnen brengen. Dingen die je iets over de dode kunnen vertellen die je nog niet wist. Zodat het lijkt als alsof de dode zich toch nog ontwikkelt. Oskar heeft de sleutel gevonden, maar welk slot hoort daarbij? Het levert een fraaie zoektocht door New York op. Oskar vindt het slot, maar uiteindelijk toch niet wat hij zoekt.
'Ik moet weten hoe hij is gestorven', zei ik. Hij bladerde terug en hield zijn vinger bij: 'Waarom?' 'Dan hoef ik niet steeds te denken hoe hij gestorven is. Ik bedenk altijd van alles.'
Oskars grootouders hebben in Dresden de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Als gewonde dieren slepen ze zich sindsdien door het leven. Oma klampt zich angstvallig aan haar kleinzoon vast en opa is letterlijk met stomheid geslagen.
Toen ik uit het vliegtuig kwam, na elf uur reizen en veertig jaar afwezigheid, en die man mijn paspoort aanpakte en naar het doel van mijn bezoek vroeg, schreef ik in mijn opschrijfboek: 'Rouwen', en toen: 'Rouwen Proberen te leven', en hij keek me even aan en vroeg of dat onder zakelijk of toeristisch viel, en ik schreef: 'Geen van beide.' 'Hoe lang wilt u rouwen en proberen te leven?' Ik schreef: 'Mijn hele verdere leven.' 'Dus hoe lang blijft u?' 'Zo lang ik kan.' 'Hebben we het dan over een weekend of een jaar?' Ik schreef niets terug. 'Volgende', zei de man.
Rouwen en proberen te leven. Aanknopingspunten vinden om verder te kunnen. Ook zonder overleden naasten is dat toch wat leven is. En daar mag af en toe best bij gelachen worden. Gelukkig ziet Foer dat ook.
Mooie recensie. Dat doet me deugd! Tijl heeft 'em inmiddels ook (met airmiles!) dus ik ga me er zelf ook maar aan wagen.
M. (duh..)