Vrijdag was ik moe. Heel moe. Uitgeput eigenlijk. In de trein van Utrecht naar Amsterdam zat ik met mijn laptop tussen mijn been en de treinwand muziek te luisteren en een beetje te pitten. Op Amsterdam Centraal stapte ik uit, rechtte mijn rug en probeerde ergens nog een laatste restje energie vandaan te halen. Ik moest namelijk nog de hele avond mee in gezelligheid. Bij mijn fiets realiseerde ik me dat ik iets miste. Mijn laptop! F*ckerdef*ck! In de trein laten staan. Het koude zweet stroomde over mijn rug. Naast de laptop zaten er in de tas interviewaantekeningen en allerlei informatie over een project waarmee ik bezig ben. Duizelig rende ik het station in. Naar de loketten.
'Ik heb mijn laptop in de trein laten staan!' Vult u dit formulier maar in. 'Ja maar, ja maar het is nét gebeurd. Kunt u niet met de conducteur bellen?' Dat kan pas als u het formulier heeft ingevuld.
Holy f*ck, zeg! Ik stond te trillen als een rietje en kon nauwelijks schrijven. Mijn telefoonnummer vulde ik verkeerd in, zag ik later. We bellen met de conducteur. Binnen drie kwartier belt hij terug. Ook als uw laptop niet is gevonden.
Nadat ik het formulier leesbaar had gemaakt en het juiste telefoonnumer had ingevuld, fietste ik naar huis. Met m'n mobiel in mijn hand. Voor de deur ging 'ie. NS. Niets gevonden. 's Nachts droomde ik dat het vergeten van mijn laptop een droom was.
Vandaag werd ik gebeld door een vriendelijk meisje. Ze had me al eerder willen bellen, maar kon alleen het telefoonnummer van mijn werk vinden. Nu had ze - op maandagochtend - mijn mobiele nummer via mijn werk. Ze had mijn laptop gevonden. Ja, ze had 'm wel aan de conducteur of politie kunnen afgeven, maar wie zegt dat die zijn te vertrouwen? Ze had me zo graag al van het weekend willen geruststellen. Ze had me ook gemailed, maar naar mijn werk natuurlijk. Ze woont in Amsterdam. Tien minuten fietsen. Ik heb nu weer mijn laptop en zij heeft een grote bos rode bloemen. Ik ben blij. Ook omdat er nog zulke lieve mensen zijn.